Op deze pagina’s vind je achtergond-informatie, bv de anatomie van het netvlies. Klik op plaatje voor vergroting

 

netvlies

page last modified Oct 24th 2009

syndroom van Wagner

netvlies

glasvocht

genetica

Het netvlies bestaat uit tien lagen, behalve ter hoogte van de macula en dan met name het centrale deel van de macula, de fovea. Die telt nog slechts één enkele laag, namelijk de fotoreceptorlaag met eronder het retinaal pigment epitheel. Op een dwarsdoorsnede is dit te herkennen als een uitholling of putje in het netvlies.


De fovea is ongeveer 1 mm2 groot. Het centrale deel van de fovea (0,3 mm) bestaat uit slechts één type fotoreceptoren, namelijk de kegeltjes.


Het licht dat de fotoreceptoren bereikt, veroorzaakt een chemische reactie die wordt omgezet in elektrisch signalen, de zogenaamde actiepotentialen. Dit zijn elektrische ontladingen door celmembranen van zenuwcellen (neuronen). In het netvlies zijn dat de ganglioncellen. De axonen, de lange uitlopers van de ganglioncellen zijn samengebundeld in de oogzenuw en geven de visuele informatie door naar de hersenen.


Fotoreceptoren

Er zijn twee soorten fotoreceptoren, namelijk kegeltjes en staafjes.


De kegeltjes zorgen voor de kleuren, scherp zicht en zicht bij daglicht. Ze zijn vooral geconcentreerd in de macula. Ze kennen een hoge densiteit, dus groot aantal kegeltjes per mm2. Elk kegeltje heeft zijn ‘eigen’ zenuwcel waaraan het een signaal kan doorgeven. Al deze factoren zorgen ervoor dat je beter en scherper ziet met kegeltjes.

Er zijn 3 soorten kegeltjes. Afhankelijk van het soort stof (pigment) dat zij bevatten zijn ze meer gespecialiseerd in het zien van rood, groen of blauw. Een rood-kegeltje kan ook blauw en groen zien, maar wordt het meest gestimuleerd door rood. Hetzelfde geldt voor de blauw- en groen-kegeltjes. Gemiddeld heb je 6,5 miljoen kegeltjes, 150.000 per mm2.


De staafjes zorgen voor zicht in het donker of schemerlicht. Ze zien alleen in grijstinten en kunnen ook geen scherp zicht geven. Ze zijn zeer gevoelig voor licht. De staafjes bevinden zich vooral buiten de macula en nemen in aantal toe naar de periferie van het netvlies. Ze zijn minder dicht op elkaar gepakt dan de kegeltjes. Bovendien heeft niet elk staafje zijn eigen zenuwcel. Verschillende staafjes geven hun informatie door aan een en dezelfde zenuwcel. Gemiddeld heb je 115 miljoen staafjes, 30.000 per mm2.


Als men in het donker rechtstreeks naar iets wil kijken, bijvoorbeeld een zwakke ster, dan lukt dat niet altijd zo goed, maar als je er een beetje naast kijkt, dan zie je het opeens wel (toch iets beter). Dat komt omdat je dan met de staafjes kijkt, ipv met de kegeltjes die in het donker nauwelijks zien.


Omzetting van licht in een elektrisch signaal

Zowel de staafjes als de kegeltjes bevatten een stof die verandert van structuur en vorm als zij in contact komen met licht. In de staafjes heet deze stof rhodopsine. Rhodopsine is zelf opgebouwd uit 2 afzonderlijke stoffen die zich aan elkaar verbinden, namelijk scotopsine en 11-cis-retinal (een stof afgeleid van vitamine A).


Als er licht valt op het rhodopsine, verandert het 11-cis-retinal van vorm. Het wordt dan niet langer 11-cis-retinal genoemd, maar all-trans-retinal. Deze nieuwe vorm is niet langer in staat om zich te verbinden aan het scotopsine. De 2 componenten laten elkaar dan los. Onder invloed van een enzym (retinal isomerase) kan het all-trans-retinal weer worden omgezet in 11-cis-retinal, zodat het met scotopsine weer opnieuw een rhodopsine-verbinding kan vormen.


De omzetting van 11-cis naar all-trans retinal verloopt niet in één keer, maar er worden verschillende tussenproducten gevormd. Het laatst gevormde tussenproduct is het meta-rhodopsine II (wordt ook wel geactiveerd rhodopsine genoemd). Het is deze stof die uiteindelijk het elektrisch signaal opwekt, dat naar de hersenen gaat. Het is overigens ook meta-rhodopsine II dat zich splitst in scotopsine en all-trans-retinal.


Voor kegeltjes geldt er een analoog proces. Kegeltjes zijn echter gevoelig voor bepaalde kleuren. Zij verschillen in het opsine dat zij bevatten, waardoor zij meer gevoelig zijn voor rood, groen of blauw.


Zenuwcellen in de retina

De fotoreceptoren geven hun informatie door aan zenuwcellen die men de bipolaire cellen noemt. De bipolaire cellen geven het signaal op hun beurt weer door aan de ganglioncellen. Gemiddeld heb je 1,2 miljoen ganglioncellen. De uitlopers hiervan, de axonen, vormen het begin van de oogzenuw.


Er zijn in de retina nog andere speciale cellen, namelijk de horizontale cellen en de amacriene cellen. Ze beïnvloeden de bipolaire en de ganglion-cellen zodanig, dat hun informatie wat sterker of juist wat minder sterk wordt doorgegeven. Deze beïnvloeding gebeurt door neurotransmitters.


Voeding van het netvlies

Als je naar de fundus van het oog kijkt, zie je allemaal bloedvaten. Deze voeden de binnenste lagen van het netvlies, maar dus niet de fotoreceptoren. Deze bloedvaten zijn allemaal aftakkingen van de arteria centralis retinae.


Soms treedt er embolie op in de arteria centralis retinae. Het netvlies krijgt dan een bleek-grijsachtig aspect. Ter hoogte van de macula blijft het netvlies echter zijn normale rode kleur behouden Dit wordt ook wel een ‘cherry red spot’ genoemd. Dit komt omdat in het gebied van de macula het netvlies wordt gevoed door het RPE en het vaatvlies en dus onafhankelijk is van de a. centralis retinae.


De voeding van de fotoreceptoren is afkomstig van het onderliggend retinaal pigment epitheel (RPE) en chorioidea (vaatvlies). De voedingsstoffen verplaatsen zich via diffusie naar de fotoreceptoren. Als de afstand om een bepaalde reden te groot wordt (netvliesloslating, oedeem, bloed) dan kunnen de fotoreceptoren niet meer overleven.

1   membrana limitans
     interna

2   zenuwvezellaag

3   ganglioncellen

4   inner plexiform

     layer

5   amacrine cellen

6   bipolaire cellen

7   horizontale cellen

8   outer plexiform
     layer

9   staafjes

10 kegeltjes (blauw,

     groen en rood)

11 pigment epitheel

12 vaatvlies

13 sclera

in de fovea bevinden zich uitsluitend kegeltjes en retinaal pigment epitheel

oct scan van de macula,

zichtbaar als een uitholling

fundusfoto

1 = oogzenuw of papil ookwel  blinde vlek. De oogzenuw bestaat uit uitlopers van de ganglioncellen. Visuele informatie word hiermee naar de hersenen geleid.

Bloedvaten komen uit de papil

2 = macula lutea of gele vlek. Het centrale deel van het netvlies waarmee je het scherpst ziet.

het netvlies zit echt vast bij de papil en vóór in het oog. Daartussen wordt het vastgezogen -aanliggend -door het rpe. Het netvlies zelf is transparant, de oranje kleur is van het pigmentblad